De Studiewijzer

Met de thuisstudie van Acadius kies je voor een flexibele en zelfgestuurde studiemethode die je helpt om op je eigen tempo te leren en groeien. Daar hoort ook een gedegen studiewijzer bij om het maximale uit je studie te halen en die je helpt bij je professionele vorming.

Professionele vorming ontstaat door een samenspel van drie elementen:

  • Theorie: Kennis van werkvormen, methodes en modellen.
  • Inzicht: Verdieping, persoonlijke ontwikkeling, ethiek en bezinning.
  • Praktijk: Kundigheid van werkvormen, vaardigheden en gespreksvoering.

De combinatie van theoretische kennis, praktische vaardigheden en inzichtgevende verdieping leiden tot de professionele vorming die vereist is om startbekwaam te worden. De term startbekwaamheid verwijst naar het niveau waarop je voldoende professionele groei hebt doorgemaakt om in de praktijk te starten.

Maar ook na het afronden van je opleiding blijf je natuurlijk doorgroeien. Ook daarvoor biedt onze studiewijzer je ondersteuning door middel van de zelfsturende studievaardigheden die je tijdens deze opleiding leert.


Hoe leer je?

Je leert door eerst theoretische kennis op de doen van het vakgebied zoals theorieën en modellen. Vervolgens wil je over die kennis bezinnen om je inzicht te vergroten.

Je vergelijkt bijvoorbeeld theorieën met elkaar en onderzoekt hun sterke en zwakke kanten. Maar je gaat ook na wat past bij jouw talenten en waarden of wat juist niet overeen komt met wie jij wil zijn als professional. Ook maak je ethische afwegingen en weegt maatschappelijke belangen. Dat inzicht vormt een voorwaarde voor professioneel handelen in de praktijk. De praktijk gaat over de acties die je uitvoert, zoals het inzichtelijk toepassen van gespreksvaardigheden.

De opleidingen van Acadius omvatten veel meer dan alleen het schriftelijke werk dat voor je ligt. We bieden je meerdere studiemiddelen voor ieder onderdeel van jouw professionele vorming. Alle studiemiddelen zijn optioneel. Je kiest zelf wanneer en hoeveel je er gebruik van wil maken. Maar als je ze nodig hebt, zijn ze er.

Ook volgen niet alle studenten deze studie om dezelfde reden. Sommige studenten volgen deze studie puur voor hun persoonlijke ontwikkeling of omdat ze mantelzorg bieden aan een naaste. Andere studenten willen de opleiding integreren binnen hun huidige werk en weer anderen willen een eigen praktijk starten. Alle beweegredenen zijn legitiem. Je kiest zelf welke studiemiddelen het beste passen bij jouw ontwikkelingsdoelen. We maken onderscheid tussen theoretische, inzichtgevende en praktijkgerichte studiemiddelen:


1. Theoretische studiemiddelen

De theoretische lesstof van je opleiding vind je in deze schriftelijke module. De lesmodule is opgebouwd uit verschillende lessen. Er zijn meerdere manieren waarop je de lesstof kunt verwerken waarmee je vast al bekend bent, zoals samenvattingen of notities te maken. Daarnaast bieden we de volgende middelen:

  • Theoretische leerdoelen

Aan het begin van iedere les vind je de theoretische leerdoelen van de les. Je vinkt de leerdoelen af als je de lesstof beheerst.

  • Meerkeuzevragen

Aan het einde van iedere les vind je een aantal meerkeuzevragen waarmee je jouw kennis toetst. De meerkeuzevragen helpen je nagaan hoe goed je de lesstof beheerst en welke tekstdelen je opnieuw wil bestuderen. Je kunt de meerkeuzevragen ook invullen in de online campus. Na het invullen van de meerkeuzevragen, vind je daar ook direct het antwoord op de vragen. Zo zie je snel welke vragen je juist hebt beantwoord. Bezoek voor meer informatie de online campus.

  • Het contactformulier

Heb je naar aanleiding van de lesstof een vraag? Neem dan contact op met je docent via het contactformulier dat je vindt op de online campus.

  • Bijeenkomsten

Je kunt ook vragen stellen over de lesstof op de online bijeenkomsten die we regelmatig organiseren. De docent is altijd op de bijeenkomsten aanwezig om je vragen te beantwoorden.


2. Inzichtgevende studiemiddelen

Bezinnen gaat over het leggen van betekenisvolle verbanden tussen theorieën, lessen, je eigen voorkeuren, waarden en maatschappelijke belangen.

  • Inzichtgevende leerdoelen

De inzichtgevende leerdoelen van jouw opleiding vind je aan het einde van deze tekst. We beschrijven alle inzichtgevende doelen bij elkaar omdat ze vaak niet lesgebonden zijn.

  • Inzichtvragen

Aan het einde van iedere les vind je inzichtvragen. Deze vragen helpen je om over de lesstof te bezinnen en dagen je uit om de stof op een dieper niveau te verwerken.

  • Bijeenkomsten

Tijdens de online bijeenkomsten is er gelegenheid tot een dialoog met je docent en medestudenten over sociale thema’s, ethische dilemma’s en hoe je omgaat met je eigen grenzen en mogelijkheden in je vakgebied. Zo vind je een klankbord en maak je kennis met verschillende visies.


3. Praktijkgerichte studiemiddelen

Praktische vaardigheden hebben betrekking op wat je zegt en doet. Ze gaan bijvoorbeeld over je gespreksvaardigheden en gestructureerd werken. Voor wie echt in de praktijk aan de slag wil, vormt oefenen met vaardigheden een absolute voorwaarde. Veel studenten ervaren oefenen als een van de spannendste én leukste onderdelen van hun opleiding. We vinden het erg belangrijk dat je op een ontspannen en plezierige wijze oefent. En dat is natuurlijk ook bijzonder belangrijk voor sociale opleidingen! Daarom bieden we veel studiemiddelen om samen met het oefenen aan de slag te gaan.

  • Praktijkgerichte leerdoelen

Aan het begin van iedere les vind je de praktijkgerichte leerdoelen van de les. Vink de leerdoelen af als je de praktische vaardigheid beheerst.

  • Oefenen met een gesprekspartner

Praktijkvaardigheden zoals gespreksvoering leer je alleen door het echt te doen. Daarom wil je zo snel mogelijk een of meerdere gesprekspartners zoeken om samen mee te oefenen. Dat kan een volwassene uit je omgeving zijn die de rol van cliënt of coachee wil innemen.

  • Gespreksvoorbeelden

In de lesstof vind je gespreksvoorbeelden bij de verschillende technieken die je helpen bij het oefenen. In de basisopleiding tot coach gaan we uitgebreid in op hoe je zelf oefengesprekken organiseert en evalueert. Voor specialisatie opleidingen wordt deze voorkennis verondersteld. Volg je een specialisatie opleidingen en wil je meer informatie over hoe je zelfstandig oefent? Neem dan even contact op met je docent.

  • De praktijkopdracht

Aan het einde van iedere les vind je een praktijkopdracht die gericht is op het verwerven van de vaardigheden. Je oefent deze praktijkopdracht samen met je gesprekspartner.

  • Bijeenkomsten

Heb je vragen naar aanleiding van het oefenen? Tijdens de online bijeenkomsten is er volop gelegenheid tot het stellen van vragen over bijvoorbeeld zaken waar je tegenaan liep tijdens het oefenen. Ook als je wil beginnen met oefenen maar niet goed weet waar je kunt beginnen, vormen de bijeenkomsten een goed vertrekpunt. En de docent kan de gesprekstechnieken altijd even voordoen in een oefengesprek.

Zoals we al noemden, zijn al deze studiemiddelen optioneel. We bieden ze aan om je te helpen om zoveel mogelijk uit je studie te halen. Maar je bepaalt natuurlijk zelf waar je wel of geen gebruik van maakt en hoe je wil studeren.

We raden je wel aan om ten minste één keer de bijeenkomsten te bezoeken. Dan kun je kennismaken met je docent. Hoewel dit een thuisstudie is, vinden we persoonlijk contact erg belangrijk. Je docent helpt je graag en houdt onderwerpen meer levendig voor je. Al onze docenten zijn gediplomeerd en hebben ruime ervaring in de praktijk.


Je studie plannen

Je studeert gemakkelijker en sneller met een goede planning. Daarom beschrijven we hier hoe je jouw studie optimaal kunt plannen. Daarvoor maken we gebruik van een competentieprofiel van je opleiding. In dat profiel staan belangrijke competenties die je wil verwerven voor je in de praktijk aan de slag gaat.

Een voorbeeld van een competentie uit het profiel is:

“De student herkent het inhouds- en betrekkingsniveau in het contact.”

In dit voorbeeld spreek je eigenlijk pas van een competentie als je weet hoe je het inhouds- en betrekkingsniveau herkent. Je bent dan immers competent in het herkennen van deze aspecten.

Beheers je de competentie nog niet, dan spreek je van een doel. Met andere woorden: Een doel is een competentie die je nog niet beheerst. Voor de meeste beginnende studenten zal het competentieprofiel dus voornamelijk nog uit doelen bestaan. Beheers je wat bij het doel beschreven staat? Dan is het een competentie. Aan het einde van je opleiding wil je competent zijn ten aanzien van alle competenties uit het profiel.

Soms beheers je bij de aanvang van de studie al een aantal competenties, bijvoorbeeld omdat je ze in je huidige beroep of een andere studie hebt geleerd. Competenties die je al beheerst, mag je direct afvinken in het competentieprofiel. Zo blijven alleen de doelen over die je nog wil leren.

Doelen en het plan van aanpak

Bij ieder doel maak je een plan van aanpak. In dat plan beschrijf je wat je gaat doen om het doel te behalen. Bijvoorbeeld:

Competentie: Welk doel wil ik behalen?  

De student herkent het inhouds- en betrekkingsniveau in het contact.  
Plan van aanpak: Hoe ga ik het doel behalen?  

Ik maak een video opname van een gesprek met mijn gesprekspartner waarin we een rollenspel uitspelen. De gesprekspartner kiest om boodschappen te geven op inhouds- en betrekkingsniveau. Na het gesprek noteer ik wat ik dacht dat inhoud en betrekking was.  
Meetbaar: Onder welke voorwaarden is het doel behaald?  

Ik controleer na het gesprek bij mijn gesprekspartner of ik inhoud en betrekking goed herkende.  
Tijdgebonden: Wanneer wil ik het doel behalen?  

Ik plan het gesprek volgende week vrijdag om 18:00  
Evaluatie: Is het doel behaald?  

Ja, ik herkende alle boodschappen op inhouds- en betrekkingsniveau. Ik vink deze competentie af in het profiel.   

Voor ieder doel maak je telkens zelf een plan van aanpak dat bij jou past. Dat constante proces van zelf plannen maken en evalueren vormt een belangrijk onderdeel van je professionele vorming. Want ook in de praktijk wil je voortdurend je eigen keuzes en handelen evalueren. Het is handig om een studieschrift of word document bij te houden waarin je al je doelen (met plannen) op deze wijze beschrijft. Aan het einde van je studie bied je studieschrift een overzicht van je hele leerroute en alle competenties die je behaald hebt.

Je studietempo

De meeste studenten behalen betere leerresultaten als ze niet aan meer dan vier doelen tegelijk werken. Tijdens je studie kies je daarom telkens vier doelen waar je aan werkt. Je maakt een plan van aanpak voor ieder doel.

  • Heb je een doel behaald? Dan beheers je de competentie en mag je die afvinken in je competentieprofiel.
  • Is het doel niet behaald? Ga dan na of het doel moet worden onderverdeeld in kleinere subdoelen. En onderzoek of je het plan van aanpak kunt verbeteren.

Telkens als je een competentie hebt afgevinkt, mag je een nieuwe competentie kiezen. Zo behoud je altijd vier doelen om aan te werken.

De laatste stap is om in je agenda te plannen wanneer je aan het plan van aanpak voor ieder doel werkt. Daarnaast plan je gespreksoefeningen met je gesprekspartner, bijeenkomsten en tijd om de lesstof te bestuderen. Bijvoorbeeld:

DagTijdStudieactie
Maandag18:00 – 19:30Lezen les 4 + meerkeuzevragen maken
Dinsdag19:00 – 20:00Uitvoeren doel 15
Woensdag19:00 – 21:00Bijeenkomst + oefenen met gesprekspartner

Het competentieprofiel

We maken onderscheid tussen theoretische, praktijkgerichte en inzichtgevende competenties. Theoretische en praktijkgerichte competenties zijn lesgebonden. Je vindt ze daarom aan het begin van iedere les. Je herkent de competenties aan het afvinkhokje dat ervoor staat.

Veel inzichtgevende competenties zijn niet lesgebonden. Vaak zijn het competenties die je leert in de loop van je gehele opleiding. Daarom beschrijven we ze hier. Samen vormen ze de competenties van het competentieprofiel.


Inzichtgevende competenties

□ De coach geeft blijk van presentie.

□ De coach is comfortabel met ‘niet weten’.

□ De coach werkt vanuit onvoorwaardelijke positieve waardering voor de coachee.

□ De coach geeft continue blijk van empathie en kan zich verplaatsen in het perspectief van de coachee.

□ De coach is congruent en heeft een hoge mate van overeenstemming in doen, zeggen, voelen en uiten.

□ De coach faciliteert het proces van zelfactualisatie en ontwikkeling van de coachee.

□ De coach toont oprechte zorg voor het welzijn en toekomstperspectief van de coachee.

□ De coach heeft oog voor de coachee en zijn agenda, niet voor de coach zijn agenda voor de coachee.

□ De coach creëert ruimte voor de coachee om zich te uiten.

□ De coach gebruikt taal die passend en respectvol is ten aanzien van de coachee

□ De coach vermijdt seksistisch, discriminerend taalgebruik en moeilijk te volgen vakjargon.

□ De coach heeft oog voor zorgen en twijfels van de coachee en bewaakt de veiligheid van het coachproces.

□ De coach geeft continue blijk van acceptatie en een niet-veroordelende houding.

□ De coach geeft continue blijk van persoonlijke eerlijkheid en oprechtheid.

□ De coach geeft continue blijk van persoonlijke integriteit.

□ De coach heeft toegang tot en vertrouwen in de eigen intuïtie.

□ De coach toont respect voor de zienswijze, leerstijl en persoonlijkheid van de coachee.

□ De coach staat open voor experimenten.

□ De coach verwijst door naar de huisarts indien dat nodig is en respecteert de grenzen van coaching als vakgebied.

□ De coach ziet verschillende manieren om met de coachee samen te werken.

□ De coach durft met vertrouwen van perspectief te wisselen.

□ De coach toont zelfvertrouwen in het werken met heftige emoties.

□ De coach raakt niet verstrikt in de emoties van de coachee.

□ De coach neemt verschillende perspectieven in ten aanzien van situaties en theorieën.

□ De coach maakt inzichten duidelijk op een wijze die bijdragen aan het begrip van de coachee.

□ De coach is voldoende assertief om de regie over de kaders van het gesprek te behouden.

□ De coach biedt hoop en optimisme en versterkt motivatie.

□ De coach heeft oog voor lichaamstaal en intonatie van de coachee.

□ De coach neemt werk niet mee naar huis.

□ De coach is bewust van het eigen levensverhaal en gevoeligheden en zorgt ervoor dat ze geen belemmering vormen binnen het coachproces.

□ De coach heeft inzicht in eigen sterke kanten en grenzen.

□ De coach herkent impliciete en expliciete betekenissen in het contact.

□ De coach herkent onderliggende zorgen en rigide zienswijzen.

□ De coach herkent verschillen tussen feiten en meningen of perspectieven.

□ De coach herkent verschillen tussen gebeurtenissen, gedachten, gevoelens, behoeften, gedrag en gevolgen.

□ De coach herkent een gebrek aan congruentie bij de coachee.

□ De coach herkent niet-helpende gedragspatronen binnen de coachee en tussen de coachee en anderen.

□ De coach herkent het inhouds- en betrekkingsniveau in het contact.

□ De coach herkent overdracht en tegenoverdracht in het contact.

□ De coach herkent, hanteert en reguleert eigen emoties over situaties.


Inzichtvragen die je kunt stellen bij alle lesstof:

– Wat zijn sterke kanten van deze benadering, theorie of dit model?

– Wat zijn zwakke kanten van deze benadering, theorie of dit model?

– Wat is een alternatieve visie op deze lesstof?

– Hoe verhoudt deze lesstof zich tot andere lesstof die ik al eerder leerde?

– Hoe verhoudt deze lesstof zich tot mijn persoonlijke ervaring of levensverhaal?

– In welke mate past deze lesstof bij mijn persoonlijke waarden?

– In welke mate past deze lesstof bij mijn talenten?

– Hoe kan deze lesstof bijdragen aan het welzijn van mijn cliënt of coachee?

– Hoe kan deze lesstof bijdragen aan maatschappelijke belangen?

– In welke mate houdt de lesstof rekening met diversiteit?

– Wat zijn mogelijke vooroordelen die ik heb over de lesstof?

– Wat zijn ethische consequenties of beginselen van deze lesstof in de praktijk?

Tot slot

Deze studiewijzer helpt je hopelijk op weg om sneller en effectiever te studeren. Ons doel is dat je zo gemakkelijk en plezierig mogelijk werkt aan je professionele vorming. We wensen je veel plezier met je nieuwe studie!

– Team Acadius